Informatie voor Ouders

Iedereen is weleens bang. Een angstig gevoel kan heel nuttig zijn. Het is een natuurlijke reactie die je waarschuwt voor gevaar. Je lichaam maakt zich klaar om te reageren zodat je kunt vluchten of vechten. Je hart gaat bijvoorbeeld sneller kloppen en je spieren spannen zich aan. Dit is een gezonde reactie. Als kinderen problemen hebben op school, thuis of met hun gezondheid, kunnen ze zich daar angstig over voelen, maar deze gevoelens verdwijnen meestal als de aanleiding voor de angst verdwijnt.

Sommige kinderen en jongeren zijn vaak bang zonder duidelijke oorzaak. Of ze zijn in bepaalde situaties veel banger dan nodig is. Je kind is bijvoorbeeld bang om naar bepaalde plekken te gaan (een plein of het openbaar vervoer), of om bepaalde dingen te doen (een spreekbeurt houden, een bloedtest laten doen). Of hij of zij maakt zich veel zorgen over van alles en nog wat en heeft daardoor vaak problemen met slapen of concentreren.

Als een kind regelmatig erg angstig is, hier veel last van heeft en ‘gewone’ of belangrijke dingen niet durft te doen, kan er sprake zijn van een angststoornis. Door dingen uit de weg te gaan (te vermijden), wordt de angst niet minder. Vaak wordt het juist erger. Het kan bijvoorbeeld steeds moeilijker worden om naar school te gaan, vrienden te maken en te houden, leuke dingen te doen of te werken. Op de lange termijn leidt het vaak ook tot andere psychische en sociale problemen.

Ouders

Hoe ontstaat een angststoornis?

Een angststoornis kan in de kindertijd, in de puberteit of in de volwassenheid ontstaan. Er is meestal niet één specifieke oorzaak. Het gaat vaak om een combinatie van verschillende factoren. Dit noemen we ook wel risicofactoren. Risicofactoren vergroten de kans op het ontwikkelen van een angststoornis. Hier onder noemen we er een paar.

Persoonlijke eigenschappen. Bepaalde kenmerken kunnen een rol spelen bij het ontstaan van een angststoornis zoals bijvoorbeeld het temperament of de sociale vaardigheden van het kind.

Erfelijkheid. Angstklachten komen in bepaalde families meer voor omdat het in je genen zit. Als ouders of familieleden een angststoornis of andere psychische klachten hebben, is het kind kwetsbaarder voor het ontwikkelen van een angststoornis. 

Omgevingsfactoren. De omgeving waarin het kind opgroeit kan bepalend zijn voor het ontstaan van een angststoornis. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een onveilige hechting of bij een overbeschermende opvoeding van ouders of verzorgers. 

Ingrijpende levensgebeurtenissen. Wanneer een kind een traumatische of negatieve ervaringen heeft meegemaakt kan dit de kans op een angststoornis vergroten. Denk bijvoorbeeld aan pesten (sociale angst), het overlijden van een ouder (separatieangst) of gebeten worden door een hond (specifieke fobie). Door deze gebeurtenissen kan het kind angstiger in het leven komen te staan.

Er zijn ook beschermende factoren. Dit zijn omstandigheden die het kind juist beschermen tegen het ontwikkelen van een angststoornis. Dit kunnen bijvoorbeeld persoonlijke eigenschappen zijn zoals zelfwaardering en zelfvertrouwen, een beschikbaar en steunend sociaal netwerk of gezonde coping-strategieën.

Wat zijn de verschillende angststoornissen en wat kan je eraan doen?

Separatieangststoornis

Kinderen met separatieangst, ook wel verlatingsangst, zijn extreem bang om gescheiden te worden van degene aan wie ze gehecht zijn. Vaak zijn dit hun ouders of verzorgers. Wanneer kinderen gescheiden zijn ervaren ze vaak heimwee en maken ze zich enorme zorgen over de veiligheid en gezondheid van hun ouders of zichzelf. Separatieangst bij kinderen tussen de 8 en 18 maanden is een normale stap in de emotionele ontwikkeling. Er is pas sprake van een separatieangststoornis wanneer het gedrag niet meer bij de leeftijd past. 

Sociale angststoornis

Iemand met sociale angst heeft een heftige, aanhoudende angst voor en vermijding van sociale situaties. Kinderen met deze stoornis hebben een blijvende angst om iets fout te doen of kritiek te krijgen in sociale situaties, in het bijzonder met leeftijdgenoten. Kinderen met een sociale angststoornis vermijden daarom sociale situaties, wat voor schoolweigering kan zorgen. 

Specifieke fobie

Kinderen met een specifieke fobie heeft een heftige angst voor een specifieke situatie, gebeurtenis, voorwerp of dier. Bijvoorbeeld een angst voor spinnen, honden, hoogtes, de tandarts of bloedprikken. Zelfs al denken aan datgene waar iemand met een specifieke fobie bang voor is zorgt voor angstige gevoelens. Vaak weet iemand wel dat de angst niet nodig is, maar krijgen ze deze toch niet onder controle. 

Gegeneraliseerde angststoornis

Kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis zijn overmatig angstig en bezorgd over dagelijkse onderwerpen. Zonder dat er een directe aanleiding is, piekeren ze veel over dingen die zouden kunnen gebeuren. Ze maken zich bijvoorbeeld zorgen over wat er in de wereld gebeurt, geld, gezondheid van zichzelf en van dierbaren, school of werkprestaties, vrienden of een mogelijke echtscheiding van hun ouders.  

Paniekstoornis/agorafobie

Kinderen en jongeren met een paniekstoornis hebben regelmatig paniekaanvallen zonder dat hier een duidelijke oorzaak voor is. Deze aanvallen komen onverwacht. Een paniekaanval bestaat uit bijvoorbeeld een verhoogde hartslag, transpiratie, duizeligheid, flauwvallen en misselijkheid. Vaak zijn deze paniekaanvallen zo vervelend dat er ook een angst ontstaan voor het krijgen van een paniekaanval. Dit kan ervoor zorgen dat je drukke situaties waaruit je niet gemakkelijk weg kan gaat vermijden. Je durft dan bijvoorbeeld niet meer met het openbaar vervoer, boodschappen te doen of naar een druk plein. Sommige mensen durven zelfs helemaal niet meer naar buiten. Dit wordt ook wel agorafobie (pleinvrees) genoemd.

Obsessief- compulsieve stoornis

Kinderen met een obsessief- compulsieve stoornis (OCS) hebben last van dwanggedachten en/of dwanghandeling. Een dwanggedachte (obsessie) is een terugkerend idee of voorstelling die zich aan iemand opdringt en diegene moeilijk los kan laten. 

Vaak is dit een angst. Dwanghandeling (compulsies) zijn handelingen die op een bepaalde manier moeten worden uitgevoerd. Deze handelingen kunnen zichtbaar zijn (bijvoorbeeld het wassen van de handen) of zich in het hoofd afspelen (bijvoorbeeld tot 7 tellen voordat je de deur uit mag). Door het uitvoeren van de dwanghandeling probeert iemand de angst die door de dwanggedachte ontstaat te verminderen. 

Vaak weet iemand met OCS dat de angst irreëel is en de handeling nutteloos, maar toch is het erg moeilijk te stoppen en zorgt het niet doen van de handeling voor onrust. 

Posttraumatische stressstoornis

Kinderen en adolescenten kunnen een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkelen na een zeer stressvolle gebeurtenis. Denk bijvoorbeeld aan het zijn van slachtoffer of getuige van geweld, lichamelijk of seksueel misbruik of het meemaken van een oorlog.  Jonge mensen met PTSS hebben vaak last van het herbeleven van de stressvolle gebeurtenis. Zij hebben bijvoorbeeld nachtmerries, levensechte herinneren of moeite met slapen. Ze proberen daarom alles wat hen doet denken aan die gebeurtenis te vermijden. 

Selectief mutisme

Een kind met selectief mutisme kan wel praten, maar praat niet in bepaalde situaties omdat ze bang zijn. Het wordt ook wel spraakangst genoemd. Iemand met selectief mutisme praat thuis vaak wel, maar in andere situaties zoals op school of in de winkel doen ze dit niet. Ze zijn dus selectief met wie ze wel en niet praten. Selectief mutisme is geen gehoor-, spraak-, taal-, of psychische stoornis zoals autisme, maar een angststoornis.

Wat kan je eraan doen?

Als de klachten het dagelijks leven verstoren en de ontwikkeling van het kind belemmeren is het verstandig om professionele hulp in te schakelen. Een verwijzing naar de jeugdhulpverlening kan worden geregeld via de huisarts of de gemeente (jeugdteam of sociaal wijkteam). Samen met de behandelaar wordt gekeken naar de juiste psychische hulp. 

Bij kinderen en jongeren is cognitieve gedragstherapie (CGT) de meest gebruikte en effectieve behandeling voor het voorkomen en verminderen van verschillende angststoornissen. CGT bestaat uit het identificeren en veranderen van angstige gedachten en het aanpakken van vermijdingsgedrag. Veel mensen die ergens bang voor zijn doen er alles aan om hun angst te vermijden. Op de korte termijn zorgt dit ervoor dat de angst afneemt. Op de lange termijn zorg je er echter voor dat de angst in stad gehouden wordt. Tijdens CGT leer je angstige gedachten te veranderen naar helpende gedachten. Een belangrijk onderdeel van CGT is exposure, waarbij het kind stapsgewijs wordt blootgesteld aan hetgeen waarvoor hij/zij bang is om de angst te overwinnen. Er wordt hier geoefend met het doorbreken van vermijdingsgedrag. Hierbij is het belangrijk dat het kind naast de therapie ook thuis blijft oefenen. 

De benadering verschilt per angststoornis. Hieronder geven we een paar voorbeelden:

  • Sociale angst: Je leert om angstige gedachten te doorbreken en spannende situaties aan te gaan. Vaak denk je door sociale angst negatief over jezelf. Samen met de behandelaar ga je kritisch onderzoeken welke gedachten jij hebt en of deze wel kloppen. Daarnaast is het belangrijk dat je gaat oefenen met sociale situaties die je erg spannend vindt (exposure). Je gaat hierbij iets doen wat je heel ongemakkelijk of gênant vindt. Op deze manier zal je leren dat het gene waar jij bang voor bent dat gaat gebeuren, meestal niet gebeurt. De sociale angst zal hierdoor uiteindelijk afnemen.
     
  • Specifieke fobie: Je gaat actief aan de slag met het veranderen van jouw angstige gedachten en gedrag. Zo ga je bijvoorbeeld bij hondenangst stapsgewijs oefenen met verschillende situaties. Dit kan beginnen met het kijken naar een hond, om vervolgens steeds een stapje dichterbij te komen en uiteindelijk misschien zelfs de hond te aaien. Op deze manier leer je dat zo’n situatie eigenlijk minder erg is dan je dacht en het rampscenario wat je in je hoofd hebt meestal ook niet uitkomt. 
     
  • Gegeneraliseerde angststoornis: Je gaat leren om minder te piekeren door angstige gedachten bij te stellen en je bloot te stellen aan de angsten door verschillende exposureoefeningen. Het doel van exposuretherapie bij GAS is dat de cliënt leert om te gaan met onzekerheid en angst, zonder deze voortdurend te vermijden of te controleren. Op deze manier leert de cliënt dat de situaties of gedachten die zoveel zorgen veroorzaakten, niet zo bedreigend zijn als ze in eerste instantie leken. 
     
  • Paniekstoornis: Omzetten van niet-helpende gedachten naar helpende gedachten, ontspanningsoefeningen en exposure oefeningen die buiten de therapie moeten worden voortgezet. Tijdens de behandeling word je blootgesteld aan lichamelijke sensaties die je ervaart bij een paniekaanval en tevens vaak veel angst oproepen (interoceptieve exposure). Op deze manier leer je wennen aan deze gevoelens en probeer je de vicieuze cirkel met lichamelijke klachten en versterking van paniek te doorbreken.  

Daarnaast kunnen psycho-educatie en ontspanningsoefeningen helpen bij de behandeling van angststoornissen. Voor een kleine groep jeugdigen waarbij CGT onvoldoende werkt kan er medicatie overwogen worden. Hier moet dan een psychiater bij betrokken worden. Als er sprake is geweest van een traumatische of nare gebeurtenis kan de therapie EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) ingezet worden. 

Voor een goede behandeling is het altijd belangrijk om samen met een geschoolde behandelaar tot een goed behandelplan te komen dat aansluit bij jouw specifieke klachten. 

Tips

Tips
  • Neem de angst van je kind serieus
  • Maak de angst bespreekbaar
  • Creëer een veilige omgeving
  • Zorg voor voldoende slaap, beweging en gezond eten voor je kind
  • Ga niet te veel mee in de angst van je kind, maar voorkom tegelijkertijd dat je je kind dwingt iets te doen